-
1 two
adj. twee--------n. twee[ toe:]♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 two is company, three is a crowd • twee is genoeg, drie is teveel; de derde man brengt de stilte aan〈 spreekwoord〉 two wrongs don't make a right • dat iemand een fout maakt is geen excuus om ook die fout te makengive me a two • geef me een briefje van tweeI had two • ik had er twee〈 spreekwoord〉 two can play at that game • zo men doet, zo men ontmoet〈 spreekwoord〉 it takes two to make a quarrel • waar twee kijven, hebben beiden schuldtwo or three • een paar, een stuk of watit's two o'clock • het is twee uurtwo by two • twee aan tweearranged in twos • per twee gerangschiktcut in two • in tweeën gesnedenan apple or two • een paar appelentwo and two • twee aan twee -
2 two wrongs don't make a right
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский